Sunday, 13 September 2015

Goudsbloemgracht.

A lot of stories can be told about this part of Amsterdam where Jan Hollander bought a house .
Once the Goudsbloemgracht was a small smelly ditch .Like many others there were lots of small foothpaths between the ditchesThe canals with fresh water were more upperclass.
It was an extension of Amsterdam where over the years immigrants used to live people like the Hugenots .
Later craftsman lived there.
Punch and Judy in Holland are called Jan Klaaszoon en Katrijn and the story is that they lived there.
In the 19th century there were outbreaks of Cholera and the source was often  the Goudsbloemgracht .
So the decision was made to close the ditch.
After this renovation on the  24 August 1857 the street was renamed Willemstreet in honour of Willem 3 .
In 1814 this orangist street was already known for their sympathy for King Willem1.


Eind augustus 2007 is het 150 jaar geleden dat de gedempte Goudsbloemgracht als Willems(s)straat een nieuw leven begon. Een cruciaal moment in de historie van deze roemruchte straat in het hart van de Jordaan, vroeger onder meer vermaard om haar uitzonderlijke Oranje-sentiment.

Een beetje verscholen in de noordpunt van de Jordaan ligt de Willemsstraat, ingeklemd tussen twee groene, ijzeren ophaalbruggen: de Willemsbrug over de Lijnbaansgracht en de Oranjebrug over de Brouwersgracht. Ooit was de Willemsstraat zelf een gracht. Of liever: een ondiepe, stinkende sloot met aan weerskanten een pad. Tot halverwege de 18de eeuw hadden de noord- en de zuidkant van de sloot dan ook afzonderlijke namen: het Oude Fransche Padt en het Vrijdomspadt. Die laatste naam beduidt dat het pad buiten de stadmuur lag en dus een ‘vrij’ gebied was. Het Oude Fransche Padt was genoemd naar Frans Dirksz, die begin 17de eeuw leefde van de verhuur van karren, vigilantes en janpleziers en in de wandeling Ouwe Frans werd genoemd. Hij liet zijn paarden weiden op een stukje land buiten de stadspoort. Van het pad daarheen was hij de belangrijkste gebruiker: vandaar ‘Ouwe Frans z’n pad’. Op den duur raakte die naamsoorsprong in de vergetelheid en dacht menigeen dat dit een pad was waar ooit veel Fransen woonden.

Een gracht met talloze gangetjes
Zo vreemd was dat niet, want begin 17de eeuw kwamen inderdaad veel Franse hugenoten naar Amsterdam, op de vlucht voor de katholieke onderdrukking in eigen land. Het als tolerant bekend staande Amsterdam oefende grote aantrekkingskracht uit op vluchtelingen. De stad vormde sinds de Alteratie (de calvinistische machtsovername van 1578) een vrijplaats voor protestanten en joden uit de buurlanden. Zij kwamen dan ook in groten getale.
De stad barstte uit haar voegen en in 1612 besloot de vroedschap tot een grootscheepse stadsuitbreiding. Daarbij kwam niet alleen de beroemde grachtengordel tot stand, maar ook de Jordaan. De grote grachten waren ontworpen in de klassieke vorm van concentrische cirkels; het oorspronkelijke patroon van lange (ontginnings)sloten en evenwijdige paden werd weggevaagd. De grootschalige grondonteigening die daarvoor nodig was, moet een ingewikkelde en kostbare zaak geweest zijn. Maar dit chique nieuwe woongebied was dan ook bestemd voor de welgestelde burgers en bracht z’n geld wel weer op. Voor de ambachtslieden, vaak immigranten, was de Jordaan bestemd. Aan de inrichting van dit gebied, nu binnen de stadsmuren, werd minder geld en moeite besteed. Het oude sloten- en padenpatroon bleef hier bewaard, al werden de paden geleidelijk tot straten en de sloten tot grachtjes. In de noordhoek van de Jordaan ging die verstedelijking overigens niet erg snel, afgaand op oude prenten. De sloot tussen het Oude Franse Padt en het Vrijdomspad ging weliswaar Goudsbloemgracht heten, maar bleef zoals gezegd nog eeuwenlang niet meer dan een brede moddersloot met wat lage huisjes erlangs.

Jan Klaassen en Katrijn 
Nog steeds staat in veel Jordaan-gidsjes te lezen dat het Franse Pad in de 17de eeuw twee bewoners had van wie de namen nu nog steeds een begrip zijn: Jan Klaassen en Katrijn, de hoofdrolspelers van de Hollandse poppenkasttraditie. In 1874 ontdekte stadsgeschiedschrijver Jan ter Gouw dat de kerkeraad van de Nieuwe Kerk in 1701 het aan het in de Moddermansgang bij het Franse Pad wonende echtpaar Jan Claessen en Catrijn Pieters ter verantwoording riep over hun luidruchtige ruzies – ook in de poppenkastverhalen een populaire gimmick. Hij veronderstelde dat zij voor het poppenduo model stonden. Volgens de overlevering was die Jan bovendien trompetter in het leger van stadhouder Willem II. Maar in 1969 maakte theaterhistoricus Wim Meilof gehakt van die mooie verhalen. Dat trompetter-gegeven komt voor het eerst voor in een roman uit 1801 en wat dat dronken echtpaar betreft: destijds barstte het in Amsterdam van (zuipende) mannen die Jan Klaaszoon heetten en vrouwen met de naam Katrijn! In werkelijkheid lijkt het fictieve tweetal gemodelleerd naar Italiaanse, Franse en Duitse voorbeelden. Wéér een mooi verhaal minder, helaas – maar gelukkig blijft er genoeg te vertellen over.
In de eerste helft van de 19de eeuw, na de Franse Tijd, was Amsterdam een vervallen stad. Niet alleen huizen, maar ook diverse monumentale poorten waren ten prooi gevallen aan de slopershamer. Open erven met afval en afbraak waren gemeengoed geworden. De Jordaan was binnen die stad de armste buurt en daarbinnen was de Goudsbloemgracht er wel het ergste aan toe. Een rijmpje luidde in die tijd:
“Heb je van de Goudsbloemgracht wel gehoord,
Dat grachtje al zonder boomen?
Waar vaak door den stank je keel werd gesmoord,
En niemand uit pret zou komen?”
Dat laatste had niet alleen met de stank te maken, maar ook met de slechte reputatie van de bewoners. Dieven en moordenaars werden in de rest van stad huiveringwekkend ‘Fransepatters’ genoemd. Wie hier nog woonde, moest wel diep gezonken zijn. Onderhoud van de gracht vond allang niet meer plaats. De woningen erlangs waren verloederd. Stadsreiniging en riolering bestonden nog niet: het afval werd, samen met de inhoud van de poepemmer, meestal gewoon in de gracht gekieperd. Het grachtwater werd vervolgens weer gebruikt om het huis schoon te maken en kleren te wassen en soms ook nog als drinkwater…
Epidemieën maakten deel uit van het dagelijkse leven. In de 19de eeuw trof vooral de cholera Amsterdam keer op keer. En vaak lag een brandhaard bij de Goudsbloemgracht. Artsen uiten het vermoeden dat dit wel eens met de akelige ‘uitwasemingen’ van die stinkgracht te maken kon hebben.
Angst voor de cholera én de criminaliteit bracht halverwege de 19de eeuw een breed gezelschap van artsen, advocaten, predikanten en andere vooruitstrevende welgestelde Amsterdammers tot het besef dat de situatie in de Jordaan grondig moest veranderen. Met het kapitaal van filantropen als Chris van Eeghen en Joshua van Eik, die in 1852 de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse hadden opgericht, werd een begin gemaakt van een grootscheepse renovatie. De Goudsbloemgracht werd als eerste aangepakt. In maart 1856 werd begonnen met de demping. Die viel veel duurder uit dan gedacht, maar het resultaat stemde vriend en vijand tevreden.

Bordjes wisselen
De nieuwe straat moest een nieuwe naam krijgen en wat lag er meer voor de hand dan die te vernoemen naar Nederlands eerste ‘eigen’ koning Willem I? Daarmee werd tevens Willem III geëerd, wiens handtekening had gestaan onder het besluit uit 1853 onderzoek te doen naar de barre leefomstandigheden in de Jordaan. De bewoners van de Goudsbloemgracht stonden bekend om hun Oranjegezindheid: bij de inhuldiging van Willem I in 1814 was de uitbundige versiering van hun grachtje al behoorlijk opgevallen. De keus voor de naam Willemstraat (toen nog met één s) was voor de bewoners van de Goudsbloemgracht dan ook een schot in de roos. Er werd een feestcommissie opgericht en besloten werd de inwijding van de straat te vieren op de verjaardag van wijlen koning Willem I.
Op 24 augustus 1857 was het zo ver. ’s Morgens vroeg werd de straat versierd en overal werd gevlagd. Sommige woningen waren getooid met een dichterlijk opschrift, zoals:
“Zoo vestigt Amsterdam zijn grond, 
Een fiksche straat waar water stond, 
En Amstels Burgemeester Boot, 
Schept pleinen uit een moddersloot.”
Om twaalf uur werd de straat officieel ingewijd met een optocht van de Brouwersgracht naar de Lijnbaansgracht. Daar vormde de stoet een kring rond het straatnaambordje op het hoekhuis. Het oude bordje, met de naam ‘Goudsbloemgracht’, werd door enkele kinderen met een touwtje naar beneden gehaald onder luid gejuich en de aanhef van ‘Wien Neérlands bloed’. Het ritueel herhaalde zich op vier plekken in de straat. Enkele afgevaardigden van de stoet liepen naar het huis van de oudste bewoonster van de straat, die al buiten zat te wachten. Zij kreeg één van de oude straatnaambordjes cadeau. Daarna gingen de afgevaardigden naar het huis van de jongste (pasgeboren!) bewoner van de straat, die eveneens een straatnaambordje kreeg. Omstreeks half twee verscheen burgemeester Boot en ook voor hem was er een straatnaambordje. Hij feliciteerde de oudste en de jongste straatbewoner. Daarna gingen er spelen van start (zaklopen, mastklimmen en zo meer) en de festiviteiten duurden tot laat in de avond. Door de fraaie woningblokken die de Vereniging ten behoeve der Arbeidersklasse en later ook de stichting Constantia hier neerzetten, onderging de straat een radicale gedaanteverandering. Maar overbevolkt bleef het er nog zeker een halve eeuw, en nog lang bleven er heel wat smalle gangen die toegang gaven tot smerige achtererven vol wrakkige woninkjes. Berucht was vooral de rattenrijke Wijde Gang, aan het begin van de straat. 

De Bokkebekken
Toen de koning ter ore kwam dat zijn naam werd gegeven aan de gedempte Goudsbloemgracht, was hij zo verguld dat hij besloot voortaan bij zijn jaarlijkse visite aan Amsterdam ook een bezoek te brengen aan ‘zijn’ straat. De Oranjeliefde van de bewoners laaide daardoor des te meer op en onbetwist ceremoniemeester was de visventer Jacobus Mens sr (1805-1869), bijgenaamd ‘de Bokkebek’. Met zijn gezin woonde hij op nummer 23 (huidige nummering). Ook zijn zonen Jacobus jr (Ko) en Leendert waren beresterk. Het werd traditie dat ‘de Bokkebekken’ (zoals ook de tweede generatie ging heten) bij een koninklijke rijtoer door de buurt aan het begin van de straat de paarden uitspanden en zélf de koets de hele straat doortrokken. Hun onvoorwaardelijke liefde voor het koningshuis betekende zeker geen eerbied voor het gezag in het algemeen en de politie in het bijzonder. En dat gold voor alle Willemsstraters. Ze knokten graag met de ‘juten’ én tegen andere buurten, zoals de Jodenhoekers. En Mens was dan de aanvoerder, maar ook de ceremoniemeester bij het verbroederingsfeest dat er vaak op volgde. Ook tijdens het Kermisoproer van 1876, tegen de afschaffing van de jaarlijkse kermis, speelden Willemsstraters een grote rol. Maar opvallend gezagsgetrouw waren ze ineens bij het Palingoproer van juli 1886, toen de politie een gezellige wedstrijd palingtrekken op de Lindengracht onderbrak en de vlam in de pan sloeg. Terwijl in de hele buurt barricades werden opgericht, deden die van de Willemsstraat niet mee. De gebroeders Mens wierpen wél demonstratief in de Zaterdagse Brug over de Lindengracht twee rode vlagen in het water en straatgenote Christina van der Woude redde een belaagde politie-inspecteur het leven door hem uit de gracht te trekken en onder haar baaien rokken te verbergen. Ze kregen er alle drie een koninklijke onderscheiding voor. Vanwaar die rolwisseling? Hoewel het oproer spontaan ontstond, speelden individuele socialisten er een rol in, en de vormgeving, met rode vlaggen en barricades, was afgekeken van de revolutionaire Parijse Commune van 1870. En tja, de socialisten van die tijd waren felle anti-monarchisten: dáár wilden de Willemsstraters niets mee te maken hebben! Dat zorgde tijdelijk voor een felle vijandschap in de Jordaan tussen de rooien en de Oranjegezinden. Bij de viering van de 70ste verjaardag van Willem III in april 1887, waar de socialisten nadrukkelijk niet aan meededen, plunderden uitzinnige Willemsstraters onder leiding van ene Malle Marten (geheel in het oranje gekleed) de winkeltjes van enkele bekende socialistische middenstanders elders in de Jordaan. De politie hielp ze hier en daar een handje. Toen Ko Mens in december 1887 overleed, verscheen dan ook meteen een socialistisch pamflet met een niet al te vlijend grafschrift:
“Hier ligt een vieze vuile klant,
Door dronkenschap is hij verbrand,
Hij was een eerste woekerklant.
En bracht daardoor veel leed tot stand, 
Z’n ploertennaam was Bokkebek,
Daarbij zo gierig als een vrek.
Een varken met de naam van mens:
Sta, wandelaar, spuw hem op z’n pens!”
Broer Leendert leefde nog tot 1906, maar drukte kennelijk geen stempel meer op het straatleven. Die rol werd enigszins overgenomen door de familie Jongebloed, die tot zeker halverwege de eeuw een voddenloods had halverwege de Willemsstraat. In 1898 was Jan Jongebloed voorzitter van de Oranje-Vriendenkring, die in een zaaltje in of beter achter de Willemsstraat het idee bedacht om prinses Wilhelmina bij haar troonsbestijging een schitterend cadeau te geven. De Willemsstraters vonden via vriendelijke effectenhandelaar Jan H. van Eeghen (neef van filantroop Chris) steun bij een hotemetoten-comité, dat er een stedelijk project van maakte. Waarschijnlijk (onthulde Ons Amsterdam in september 2004) was het deze Van Eeghen, commissaris van koetsenfabriek Spijker, die bedacht dat dit ‘huldeblijk’ een Gouden Koets moest zijn – al suggereerde hij graag dat het een spontaan idee van de Willemsstraters was geweest.
Ook Wilhelmina bezocht nog meermalen de Willemsstraat en de bewoners bleven oranjegezind, maar dat stond een steeds roder politieke gezindheid niet meer in de weg. Republicanisme was nauwelijks nog een issue in de linkse beweging. Heetgebakerd als de Willemsstraters waren, vonden ze de sociaal-democraten overigens maar slappe ‘baantjesgasten’, en stemden ze in de jaren dertig dan ook vrij massaal op de communisten.
Hun traditionele vechtlust was weer helemaal terug bij het Jordaanoproer van juli 1934, tegen de verlaging van de werkloosheidsuitkeringen. Aan weerszijden van de straat werden de bruggen opgehaald, om de ordetroepen buiten de buurt te houden, maar vergeefs. Met pantserauto’s drong het leger de buurt binnen. De soldaten werden bekogeld met bloempotten en dakpannen; ze schoten met scherp. Toen na drie dagen het oproer was neergeslagen, waren er vijf doden en vele gewonden gevallen.
Zó tumultueus is het er hier sindsdien niet meer aan toegegaan, maar het bleef nog lang een levendige straat, onder meer bekend door haar feesttraditie en de drukke straathandel. Karakteristiek waren de garnalenpelsters achter hun tafels op de stoep. Toen vanaf de jaren twintig (door volkstoneelstukken, films en liederen) het nationaal Jordaansentiment losbarstte, deelde de Willemsstraat daarin nadrukkelijk, getuige bijvoorbeeld Johnny Jordaans lied: ‘In de Willemsstraat ben ik geboren’.
Tegenwoordig is het wat stilletjes in de straat, maar enig ‘straatgevoel’ is er nog wel. En op één punt is er grote continuïteit: op nummer 31-41 is nog altijd de Vereeniging tot Heil des Volks te vinden, in 1855 opgericht door dominee Jan de Liefde, voor evangelisatie, onderwijs en sociaal werk. En zeker dat laatste gebeurt er nog steeds: nu is er een inloophuis voor dak- en thuislozen. En dat is typerend, want al is zoals in de hele Jordaan ook hier de bevolkingssamenstelling stevig veranderd, een typische yuppen-enclave is de huidige Willemsstraat zeker niet.

Goudsbloemdwarsstraat Oz – Vrije Gang TA: 1 (1656-07-18) Goudsbloemdwarsstraat Oz/Lindengracht - Gang WV: 1 (1658-01-15) Goudsbloemgang – Anjeliersstraat Zz TA: 4 ("Een Huis, mitsgaders twee Achterhuysen en hunne Erven, te Saamen in een Koop, Staande en geleegen inde Angeliersstraat aande Zuid-Zyde voor byde eerste dwarsstraat opde hoek van, en inde Gouds blomme-gang ... 1781-07-11", "Een Huijs, mitsgaders twee Achterhuijzen en hunne Erven staande en geleegen in de Angeliersstraat, aan de Zuijd Zijde voorbij de eerste dwarsstraat, opde hoek Van en in de Gouds blommegang ... 1790-05-20", "Een Huis en Erve Staande en geleegen in de Angelierstraat Zuidzijde, tusschen de eerste en tweede dwarsstraat op de hoek van de goudbloemsgang daar de Cleefse Naald inde gevel staat ... 1795-02-06", "de helfte in Een Huis & Erve Staande & geleegen in de Angeliersstraat aan de ZuidZijde tussen de 1 : en 2 Dwarsstraat op de hoek van de Goudsbloemgang daar de Kleefsche naald in de gevel staat ... 1802-06- 01"); K1805 zie: Goudsbloemsgang Goudsbloemgang – Lindengracht TA zie: Goudsbloemsgang Goudsbloemgracht – Dwarssteegje WV: 3 (1633-12-31) Goudsbloemgracht – Gang Kw.: 3 (1616-03-05, 1645-07-21, 1696-04-09); WV: 1 (1620-01-13); TA: 2 ("Harmen hendricxsz metselaer een ledich Erff gelegen opde goutsbloemgraft buyten d'oude haerlemerpoort Jn een ganck van ontrent vierdalff voeten breet ... daer Jnne dit erff een vryen uytganck hebben sal ... ende Thonis lenertsz modderman aen(de) oostsyde, Strecken(de) voor vande versz gangh tot achter aen Jan Cornelisz backer ... 1614-09-09", 1658-01-03); MNM: 1 (1763-02-21) Goudsbloemgracht Nz – Gang Kw.: 1 (1670-04-25); TA: 1 (1642-04-28); MNM: 1 (1788-11-17) Goudsbloemgracht Zz – Gang Kw.: 5 (1615-02-21 - 1732-02-26) Goudsbloemgracht – Gang BR; RN75 Goudsbloemgracht – Gangen RN53 Goudsbloemgracht – Gangetje WV: 1 (1621-01- ) Goudsbloemgracht – Gemeen Gangetje WV: 1 (1621-01-25) Goudsbloemgracht – Gemene Gang Kw.: 4 (1615-06-23 - 1694-03-09) Goudsbloemgracht Nz – Gemene Gang Kw.: 1 (1691-11-27) Goudsbloemgracht Zz – Gemene Gang TA: 1 (1658-01-03); WV: 1 (1686-02-04) Goudsbloemgracht – Gemene Steeg Kw.: 1 (1616-09-03) Goudsbloemgracht – Gemene Uitgang Kw.: 1 (1616-10-15) Goudsbloemgracht Zz – Hofje MNM: 1 (1763-04-25) Goudsbloemgracht – Overtimmerde Gang WV: 1 (1661-01-24); TA: 1 (1662-07-12) Goudsbloemgracht bij Lijnbaansgracht – Overtimmerde Gang TA: 1 (1765-06-20) Goudsbloemgracht – Slopje Kw.: 3 (1616-03-05, 1619-02-12, 1703-04-07) Goudsbloemgracht – Steegje Kw: 5 (1615-05-18, 1616-07-06, 1616-08-11, 1641-10-05, 1645-02-14); WV: 1 (1621-01-15); TA: 3 ("Lenert pietersz modderman, een Erff gelegen opte goutbloms graft in een steechgen van ontrent drie voeten Wyt in te gaen ... Strecken(de) voor van(de) steech ... moet laten leggen omtrent drie voeten tot een gemeene steech ... 1614-12-29", "Adriaen Jacobsz modderman Een Erff gelegen opte goutbloms graft in een steechgen van omtrent drie voeten wyt in te gaen ... Strecken(de) voor van tvoorsz steechgen & vanden erue van lenert pietersz tot achter aent weeslant ... 1614-12-30", 1654-06-12) Goudsbloemgracht – Uitgang Kw.: 2 (1616-10-15, 1631-07-23) Goudsbloemgracht Zz – Uitgang Kw.: 1 (1661-05-11) Goudsbloemsgang – Anjeliersstraat Zz Kw.: 1 (1745-03-30); TA: 1 (1790-05-20); MNM: 2 (1802-04- 20, 1804-07-02); K1805 Goudsbloemsgang B: Lindengracht 70/71 218-222; BWK; Kw.: 3 (1703-1801); TA: 7 (1698-1808); MNM: 1 (1801); K1805; BS: G 2, O 5 (1813-1852); RN53; RN75; L; BOJ Goudsbloemstraat – Achterhuisjes K1805: 7 Goudsbloemstraat Nz bij Eerste Goudsbloemdwarsstraat - Gang MNM: 1 (1795-01-12) Goudsbloemstraat – Gangen RN53; BR; RN75 Goudsbloemstraat Nz – De Meer – Vrije Gang MNM: 1 (1795-01-12) Goudsbloemstraat – De Valk – Overtimmerde Gang Kw.: 1 (1669-05-02)


No comments:

Post a Comment