Zeeslag bij Kamperduin, 11 oktober 1797
Click on link for English version
De vloot van de Bataafse Republiek leidt een verpletterende nederlaag tegen de Britse zeemacht.
Nadat de Franse Revolutie aan het begin van de jaren ’90 van de 18e eeuw de invloed van Frankrijk in Europa deed groeien, ontpopte Engeland zich als grootste tegenstander van deze ontwikkeling. Samen met een aantal bondgenoten, waaronder de op dat moment door stadhouder Willem V geregeerde Nederlandse Republiek, ontketende zij in 1793 de Eerste Coalitieoorlog, gericht op het indammen van de Franse invloeden.
Maar de Fransen, onder leiding van Napoleon Bonaparte,konden als gevolg van de invoering van de dienstplicht over grotere legers beschikken en zagen kans steeds meer coalitieleden van Engeland op de knieën te dwingen. Na het verslaan van het Oostenrijks/Hollands leger in 1794 werd het jaar erop de Nederlandse Republiek omgedoopt in Bataafsche Republiek en bij de Vrede van Den Haag (mei 1795) gedwongen steun te verlenen aan de Franse strijd tegen Engeland. De Engelsen zaten ondertussen niet stil en zagen in korte tijd kans om de weerloze Bataafsche Republiek te ontdoen van haar overzeese koloniën. In 1796 overmeesterde een Engelse vlooteenheid een Bataafs eskader in de Saldanha-baai nabij Kaap de Goede Hoop zonder slag of stoot. De Bataafse machthebbers reageerden furieus. In een poging terug te slaan beraamden zij een Bataafse invasie in Ierland. De inval werd eind 1796 op het laatste moment afgelast. Halverwege 1797 besloten de Bataafse Commissie tot de Buitenlandsche Zaken en het Committé van Marine dat de vloot slag moest leveren met de Britse vlooteenheden, die het gehele jaar de Hollandse en Zeeuwse zeegaten hadden geblokkeerd en ervoor hadden gezorgd dat geen Bataafse schepen zee konden kiezen. De opperbevelhebber van de Bataafse vloot, vice-admiraal Jan Willem de Winter (1761-1812), zette zijn vraagtekens bij de te verwachten uitkomst van een dergelijke zeeslag, aangezien hij de Britse vloot sterker achtte in aantallen schepen, stukken geschut en bemanningsaantallen per schip. Toch volgde De Winter het bevel van zijn meerderen op en op 7 oktober stak hij aan boord van zijn vlaggenschip De Vrijheid (74 stukken) bij Texel in zee, gevolgd doorde andere schepen van zijn vloot.
In totaal bestond de Bataafse vloot uit 15 linieschepen (74-54 stukken), 1 geraseerd linieschip (44 stukken), 3 fregatten (44-32 stukken) en een 7-tal kleinere schepen. 96
De al die tijd voor de kust van Texel liggende Britse vloot bleek niet in zicht en voor het eerst sinds meer dan een jaar kon De Winter met zijn schepen enige oefeningen houden.
Hij beoefende het varen in linie en hield enige gevechtsmanoeuvres.
Veel tijd om te oefenen kreeg De Winter niet, want op 10 oktober kreeg hij berichtvan een bevriende visser, dat de Engelse zeemacht zich wederom nabij de Texelse kust bevond. Daarop toog de Bataafse macht naar het noorden en op 11 oktober werd onder het zicht van de kust bij Kamperduin de Engelse vloot, bestaande uit 16 linieschepen en een aantal kleinere schepen, onder bevel van admiraal Adam Duncan (1731-1804) waargenomen. Onmiddellijk gaf De Winter het sein om de “lijn der bataille” te formeren, hetgeen de Bataven door gebrek aan ervaring en het slecht bezeild zijn van een aantal schepen, niet goed lukte. De Britten kozen er niet voor om een liniegevecht aan te gaan, maar stormden met de wind vol in de zeilen recht naar voren. Duncan had zijn macht opgesplitst in twee eskaders, waarvan hij zelf aan boord van de Venerable (74 stukken) het eerste commandeerde en vice-admiraal Richard Onslow aan boord van de Monarch (74 stukken) het tweede. Gebruik makend van de gaten in de Bataafse linie voer een aantal Engelse schepen vanaf de bakboordzijde dwars door de vijandelijke linie, waarbij zij tijdens het doorbreken de voor- en achterzijde van de Bataafse schepen de volle laag konden geven (het zogenaamde enfileren). Daarna draaiden zij aan de stuurboordzijde van de Nederlandse schepen bij om samen met een ander Engels schip dat aan de bakboordzijde was gebleven een Bataafs schip van twee zijden te beschieten (doubleren). Het linieschip 'De Vrijheid', ingesloten door vier Britse linieschepen 97 De gekozen strategie stelde de Britten in staat om vuurkracht te concentreren. Nadat een Bataafs schip door het doubleren was uitgeschakeld, verlegden de Britse schepen het vuur naar een ander. De Bataven daarentegen zagen zich steeds afgesneden van hun kameraden en konden weinig of niets doen ter ontzetting van hun landgenoten. Aan boord van de Bataafse schepen werd de verdediging, ondanks het tactische overwicht van de Engelsen, voortvarend opgepakt. In de voorhoede bracht het linieschip Hercules (64 stukken), onder bevel van kapitein-luitenant Rijsoort, na twee volle lagen schroot afgevuurd te hebben op het Engelse linieschip Triumph (74 stukken, kapitein W.H. Essington), dat laatste schip bijna tot overgave. Slechts doordat een carronade-beschieting vanaf de Triumph de verschansing van de Hercules in vlam zette, wist Essington zijn schip te behouden. Het gros van de overige Bataafse schepen verzette zich eveneens met hand en tand. Tegen de overmacht en de nadelige tactische situatie waren zij echter niet opgewassen. In de achterhoede werden de linieschepen Delft (54 stukken), Alkmaar (56 stukken), Haarlem (68 stukken) en Jupiter (72 stukken) en het fregat Monnickendam (44 stukken) gedoubleerd en overmeesterd. In het centrum van de Bataafse vloot werd De Vrijheid door vier Engelse schepen tegelijk aangevallen. De brandende Hercules was in dit deel van het strijdtoneel terecht gekomen en dreigde in aanvaring te komen met o.a. de Brutus (74 stukken) van schout-bij-nacht Johan Arnold Bloys van Treslong (1757-1824), die hierdoor verhinderd werd om De Winter te hulp te komen. Ook andere commandanten zagen geen kans of durfden niet met hun kapot geschoten schepen De Vrijheid te ontzetten. De Winter verdedigde zich in totaal drie uur, waarna hij zijn tot wrak geschoten schip overgaf. In totaal maakten de Engelsen tien schepen buit, waaronder negen linieschepen. Bijna 1400 Bataafsche zeelieden werden gedood of verwond. Aan Engelse zijde ging niet één schip verloren, maar werden ruim 1000 gesneuvelden en gekwetsten geteld. Door het verslechteren van het weer zagen de Britten zich genoodzaakt de achtervolging van de overgebleven Bataafse schepen te staken. De overmeesterde schepen werden naar Yarmouth overgebracht, behalve de Delft en het fregat Monnickendam die door de opgelopen schade en het slechte weer verloren gingen. In Engeland was de vreugde enorm. Immers, een klinkende overwinning was behaald op de Britse erfvijand ter zee. De gevangenen genomen Bataven werden uitstekend behandeld en na een aantal maanden werd hen de keuze gelaten om in Engeland te blijven of terug te keren naar het vaderland. Admiraal De Winter keerde terug, onder toezegging nooit meer de wapens tegen Engeland op te nemen. In de Bataafse Republiek was het op 12 oktober onderbevelhebber schout-bij-nacht Samuel Story (1752-1811) gelukt om Texel te bereiken met een handvol kapitale schepen. Schout-bij-nacht Bloys van Treslong kwam met drie schepen aan in Hellevoetsluis. Het nieuws van de afloop van de zeeslag kwam hard aan in de Republiek. Bijna de helft van de vloot was verloren gegaan en nooit eerder was een Nederlandse admiraal krijgsgevangen genomen door de Engelsen. Maar de 98 binnenstromende verhalen over de manier waarop de zeelieden zich geweerd hadden deed de woede over de toegebrachte vernedering omslaan in enthousiasme en eerbetoon. Toch moest een oorzaak voor het debâcle gevonden worden. De Nationale Vergadering hield de Commissie tot de Buitenlandsche Zaken de hand boven het hoofd. Hierdoor bleven oorzaken als de slechte geoefendheid van de vloot en het omwille van binnenlandse sentimenten inzetten van een zwakkere vloot tegen een sterkere tegenstander buiten schot. Het onderzoek richtte zich vooral op het gedrag van de bevelvoerende officieren, die voor een Hoge Zeekrijgsraad gedaagd werden. Deze krijgsraad zuiverde de in de publieke opinie als held bestempelde admiraal De Winter van alle blaam. Enkele andere officieren werden disciplinair bestraft, maar de uiteindelijke zondebok werd gevonden in Johan Arnold Bloys van Treslong. Deze ongelukkige schout-bij-nacht van aristocratische huize, wiens rechterarm tijdens de slag werd verbrijzeld, zou vóór de aanvang van het gevecht niet de juiste plaats in de linie hebben ingenomen en tijdens het gevecht niet voldoende hebben gedaan om De Winter te ontzetten. Ondanks het feit dat Bloys van Treslong geloofwaardige argumenten te zijner verdediging kon aanvoeren, werd hij schuldig bevonden en veroordeeld tot vijf jaar schorsing en betaling van een deel der proceskosten. Het zou meer dan tien jaar duren voor de gewezen schout-bij-nacht in ere werd hersteld onder het bewind van koning Lodewijk Napoleon. De Slag bij Kamperduin droeg er toe bij dat tijdens de volgende Napoleontische oorlogen de Engelse marine de hegemonie ter zee niet uit handen heeft gegeven. Een Franse invasie van Engeland heeft, hoewel dit plan later in een vergevorderd stadium was, als gevolg van het Britse overwicht op zee nooit plaatsgevonden. De Bataafse marine, later opgenomen in de Franse marine, zou na de nederlaag bij Kamperduin tijdens de gehele Franse overheersing geen rol van betekenis meer spelen.
The battle of Camperduin
Jan Hollander
No comments:
Post a Comment